Herman De wael (VBL)
Een Samenvatting van
Diverse Regels in België
Alhoewel veel spelers regelmatig klagen dat "de regels elk jaar veranderen", is dat helemaal niet het geval.
De meeste van de onderstaande regels zijn al jaren ongewijzigd van kracht. Maar het is misschien wel eens nuttig om ze allemaal op een rijtje te zetten.
1) Geven: als er tijdens de eerste ronde moet gegeven worden, moet dat gebeuren kaart per kaart – de methode 1-2-3-4-4-3-2-1 mag dus niet, want er komen steeds twee opeenvolgende kaarten in eenzelfde hand. De methode 1-2-3-4-5-4-3-2-1-2 mag wel, want hierbij zijn er geen opeenvolgende kaarten die in dezelfde hand terechtkomen (zelfs de eerste en laatste niet).
2) Ronde pas: als er rondgepast wordt, in de eerste ronde, dan mag er NIET opnieuw gegeven worden. "we zijn toch gekomen om te spelen?". Wel, je hebt ook gespeeld. Niemand dacht dat zijn kaart goed genoeg was voor een positieve score. Eén van beide paren heeft daar gelijk in gehad. Ze verdienen die punten.
3) Bieden met bidding-boxen: een bieding is gedaan, als ze uit de bidding-box is genomen. Denken doen we met het hoofd, niet met de vingers. Nadat de bieding uit de bidding-box is genomen, wordt ze op tafel gelegd, voor de speler, te beginnen van links. Het biedkaartje mag enkel nog gewijzigd worden als het niet met de bedoelde bieding overeenstemt, bijvoorbeeld omdat het volgende biedkaartje er nog aan kleefde.
4) Alerteren: als partner een bieding heeft gedaan, die volgens de alertprocedure (zie elders) moet gealerteerd worden, dan doen we dat door ons alertkaartje in het midden van de tafel te leggen. Dubbels, herdubbels en biedingen vanaf het vier-niveau worden nooit gealerteerd.
5) Uitleg vragen: over alle biedingen, ook de niet gealerteerde, mogen vragen gesteld worden. Je mag enkel uitleg vragen als het aan jouw beurt is om te bieden (of een kaart te spelen). De uitleg moet door de partner van de bieder worden gegeven. Als de uitleg niet overeenstemt met de bedoeling van de bieder, mag deze hierop op generlei wijze reageren. Als men later leider of dummy wordt, moet men voor de uitkomst de gegeven uitleg verbeteren (tenzij men 100% zeker is dat partner een juiste uitleg heeft gegeven en je je dus vergist hebt in je bieding). Men moet in ieder geval de arbiter erbij roepen.
6) Stopprocedure: voor een opening op twee-hoogte of hoger, en voor elk sprongbod (= een bod dat hoger is dan een simpele verhoging in de laatst geboden kleur) is men VERPLICHT om de stopkaart te hanteren. Dit gaat als volgt:
- men legt de stopkaart voor zich op tafel;
- men legt de (sprong-)bieding op de correcte plaats boven de vorige biedingen;
- men telt tot tien (seconden);
- men neemt de stopkaart weg;
- nu pas mag de volgende speler bieden.
Tijdens de tien seconden mag (en moet – hoe kan men anders correct denken) men vragen stellen en beantwoorden over de gedane biedingen. Het verdient aanbeveling om de tien seconden overigens maar te laten beginnen nadat de vragen zijn beantwoord.
7) Einde van de biedingen: de bieding is pas gedaan nadat drie spelers hebben gepast. Heel vaak gebeurt dat door een simpel gebaar, hetgeen geen grote fout inhoudt. Veel verkeerder is immers wat men vaak ziet: de manche is geboden en drie spelers nemen hun biedingen weg. Ook de vierde speler mag nog zijn zeg doen!
8) Biedkaartjes laten liggen: Na de afsluitende pas moeten de biedkaartjes nog blijven liggen. Beide tegenstanders (en de leider) mogen immers nog vragen stellen.
9) Uitkomst: deze gebeurt met de beeldzijde naar beneden. Het is pas daarna dat de partner van uitkomer de gelegenheid zal nemen om vragen te stellen over de biedingen (die dan nog op tafel liggen – zie hierboven). De uitkomer mag zijn uitkomst niet meer wijzigen (tenzij de arbiter hem dat toelaat, nadat een verkeerde uitleg werd vastgesteld) en draait deze nu open. (vervolg pagina 8)
10) Dummy: wordt op tafel gelegd. Het internationaal spelreglement zegt dat de troefkleur aan de linkerzijde moet liggen (rechts van de speler die dummy is). In zonder troef zijn er geen verplichtingen, maar het verdient aanbeveling om niet de langste kleur rechts te leggen (partner zou kunnen denken dat het troef is).
11) Het Bordje: blijft op de tafel liggen, ook tijdens het spelen, in de juiste richting. Het bordje mag naar een kant worden geschoven om iets meer plaats te hebben voor de dummy, maar het moet op de tafel blijven liggen. Dit is de beste remedie tegen het verkeerd terugsteken van de kaarten na afloop van het spel.
12) Voorspelen en bijspelen. Een kaart van een tegenspeler is gespeeld als partner ze zou kunnen zien. Een kaart van de leider is gespeeld als ze horizontaal boven de tafel wordt gehouden of erop gelegd. Een kaart van de dummy is gespeeld als de leider ze heeft genoemd of aangeraakt, of ernaar gewezen heeft.
13) Omdraaien van slagen: Nadat de vier kaarten zijn gespeeld worden de kaarten omgedraaid, en mag men ze niet meer inkijken. Maar zolang een speler zijn kaart nog heeft openliggen, mag hij de andere ook vragen om te laten zien. Het is onbeleefd om de volgende slag te beginnen als een andere speler zijn kaart zo openhoudt.
14) Bijhouden van de gemaakte slagen. Gemaakte slagen legt men rechtop voor zich, de andere legt men dwars. Alle slagen worden over elkaar gelegd (dus geen twee hoopjes van wel en niet gemaakte slagen), zodat men achteraf goed kan nakijken of er verzaakt werd. Als partner de slag in de verkeerde richting legt, mag men dat onmiddellijk opmerken en rechtzetten, maar men mag dit niet meer doen als de volgende slag bezig is.
15) Claimen: mag niet verboden worden. Als er is geclaimd stopt het spel. Alle vier de spelers tonen hun nog overblijvende kaarten en eventuele geschillen moeten door de arbiter worden opgelost. Uit beleefdheid (en omdat het anders bij arbitrage tegen U zou kunnen uitdraaien) geeft men een zo volledig mogelijke inlichting van welke slagen men plant te gaan maken. ("mijn harten zijn hoog en mijn klaveren koop ik in dummy")